De oorsprong van alle vans en Transporters gaat terug tot het einde van de jaren veertig, toen in de Volkswagenfabriek in Wolfsburg transportwagens voor metaalplaten werden gebruikt; die vormden voor de Nederlandse importeur Ben Pon de ingeving om een transportauto te bouwen. VW ontwikkelde einde jaren veertig meerdere prototypes van een ruim bemeten auto die geschikt was voor het transport. Van de aanvankelijk ontvangen namen kon geen enkele zonder beperking worden gebruikt en dus kreeg de nieuwe voertuigencategorie de naam ‘Transporter’. Op 8 maart 1950 begon de seriebouw van de eerste generatie Transporters. De auto met het typische V-vormige front en de gesplitste voorruit bestond in diverse uitvoeringen, waaronder ook een minibusje. Technisch steunde hij op de Volkswagen Typ 1, de kever, waardoor de T1 beschikte over een luchtgekoelde viercilinder boxermotor. Het vermogen van de betrouwbare, achterin geplaatste motor met zijn 1,2 liter inhoud werd in 1961 opgevoerd tot 34 pk. De luxe-uitvoering van het busje –de speciale negenzitter– wordt tot op vandaag als ‚Samba bus’ aangeduid en verdeeld met een ovaal dakraam, zeer comfortabele zetels, een opvouwbaar dak en zeer veel verchroomde onderdelen, alles met een onmiskenbare automobielcharme. Door de beweegbare portieren in de bouwdoos is het ruime interieur zeer goed zichtbaar. Conform de grote vraag uit de USA kan zowel de Europese als de Amerikaanse versie worden gebouwd.


– Carrosserie uit meerdere delen
– Gedetailleerd interieur met instrumentenbord en zitbanken
– Beweegbare portieren en achterklep
– Beweegbare voorwielsturing
– Dak naar keuze gesloten te bouwen, ofwel met samengeklapt vouwdak.
– Motorimitatie
- Draaibare wielen
– Europese en Amerikaanse schokdemper-uitvoeringen
– Verchroomde wieldoppen, deurhendels, ruitenwissers en siermotief vooraan
– Authentieke transfers met sierstrips en diverse kentekens (D, NL, F, GB en USA)